BELGIË: Open Brief aan de leden van het Vlaams Parlement over het voorontwerp van decreet betreffende de erkenning van lokale geloofsgemeenschappen (Deel I)

HRWF (10.06.2021) – Met de hulp van enkele Vlaamse en andere geleerden start Human Rights Without Frontiers een reeks analyses van enkele artikelen van het voorontwerp van decreet dat binnenkort door het Vlaams Parlement zal worden behandeld. Aanpassingen aan dit decreet zijn nodig.

HRWF stelt er enkele voor.

 

Artikel 7: Analyse en wijzigingsvoorstellen

Het 28 pagina’s tellende Vlaamse voorontwerp van decreet, met zijn 72 artikelen, heeft betrekking op de lokale geloofsgemeenschappen die zijn aangesloten bij de zes door de Belgische staat erkende erediensten, t.w. de Rooms-Katholieke kerk, Protestants-Evangelische kerken, het Anglicanisme, het Judaïsme, de Islam en Orthodoxie.

De inhoud van artikel 7 van het voorontwerp van decreet geeft aanleiding tot bezorgdheid over een aantal problematische bepalingen die door passende wijzigingen zouden kunnen worden rechtgezet. Vier paragrafen zijn specifiek onder de loep genomen. Zij moeten worden begrepen in het licht van artikel 10, dat de verzoekende geloofsgemeenschappen een wachttijd van vier jaar oplegt vooraleer zij van het Vlaamse Gewest antwoord krijgen over mogelijke erkenning.

Art. 7. Een lokale geloofsgemeenschap kan worden erkend als ze voldoet aan al de volgende criteria:

Voorontwerp: Artikel 7, 4° – Buitenlandse financiering

“ze ontvangt noch rechtstreeks, noch onrechtstreeks buitenlandse financiering of ondersteuning als die financiering of ondersteuning afbreuk doet aan haar onafhankelijkheid.  Ze ontvangt geen financiering of ondersteuning die rechtstreeks of onrechtstreeks verband houdt met terrorisme, extremisme, spionage of clandestiene inmenging;”

Zorgen betr. Artikel 7, 4°

Het bepalen of financiering al dan niet afbreuk doet aan onafhankelijkheid is erg moeilijk te beargumenteren en leidt tot rechtsonzekerheid.

Een algemeen verbod op buitenlandse financiering of ondersteuning is in strijd met het vrij financieel verkeer binnen de EU. Het verbieden van het overschrijven van financiële middelen tussen een EU-lidstaat en Vlaanderen zou een schending zijn van het EU Handvest van de Grondrechten. Daarenboven kan Artikel 7, 4° de doorvoer van financiële middelen vanuit een niet-Europese staat door een ander land dan België niet beletten.

Tijdens de lange wachtperiode van vier jaar alvorens een antwoord op een aanvraag tot erkenning van de Vlaamse Regio te krijgen wordt van de geloofsgemeenschap verwacht dat ze haar afhankelijkheid van buitenlandse financiering of ondersteuning afbouwt zonder enige waarborg dat zij wordt erkend en gefinancierd door de Regio.

Voorgestelde wijziging: Artikel 7, 4°

ze ontvangt noch rechtstreeks, noch onrechtstreeks buitenlandse financiering of ondersteuning als die financiering of ondersteuning afbreuk doet aan haar onafhankelijkheid. Ze ontvangt geen financiering of ondersteuning die rechtstreeks of onrechtstreeks verband houdt met terrorisme, extremisme, spionage of clandestiene inmenging;

 

Voorontwerp: Artikel 7, 5° a) – Minimum aantal leden

“ze toont de maatschappelijke relevantie aan van de lokale geloofsgemeenschap aan de hand van:

  1. a) de bevestiging door   het   representatief   orgaan   dat   de   lokale geloofsgemeenschap   minstens tweehonderd leden   telt   binnen   de gebiedsomschrijving;”

Zorgen betr. Artikel 7, 5° a)

Het aantal van 200 leden dat aan aanvragende geloofsgemeenschappen wordt opgelegd, kan nu al door een groot aantal reeds erkende gemeenschappen onmogelijk worden gehaald. Bovendien bestaat het risico dat deze bepaling door een andere politieke coalitie in een toekomstig Vlaams Parlement wordt opgelegd aan alle geloofsgemeenschappen, en niet slechts aan nieuwe. Bovendien is de eis van het tellen van het aantal leden een vaag concept dat verschilt van geloofsovertuiging tot geloofsovertuiging; en aangezien er geen voorafbepaald mechanisme bestaat om dit vast te stellen, zou deze eis de betrekkingen tussen de overheid en de religieuze autoriteiten negatief kunnen beïnvloeden. Veel nieuwe kandidaat-gemeenschappen zullen wellicht nooit aan deze voorwaarde kunnen voldoen.

Voorgestelde wijziging: Artikel 7, 5° a)

Dit artikel moet zodanig worden herzien dat het criterium van twijfelachtig lidmaatschap wordt vervangen door een meer passend criterium.

 

Voorontwerp: Artikel 7, 5° e) – Goed nabuurschap en het onderhouden van duurzame contacten met de locale gemeenschap

“het  respecteren  van   het  principe  van  goed  nabuurschap en  het onderhouden van duurzame contacten met de lokale gemeenschap waar de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de eredienst gelegen zijn.”

Zorgen betr. Artikel 7, 5° e)

Het onderhoud van duurzame contacten is enkel mogelijk als de twee partijen hiermee instemmen. Van de lokale overheid kan dit worden verwacht. Maar hoe kan een geloofsgemeenschap eenzijdig een ‘duurzaam contact’ opbouwen met een lokale gemeenschap? Stel, bijvoorbeeld, dat die gemeenschap geen moskee, synagoge of kerk wil aanvaarden.

Voorgestelde wijziging: Artikel 7, 5° e)

Het respecteren van het principe van goed nabuurschap en  het onderhouden van duurzame contacten met binnen de lokale gemeenschap waar de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de eredienst gelegen zijn.

 

Enkele conclusies

Het 28 pagina’s tellende ontwerpdecreet, dat 72 artikelen telt, is een zeer bureaucratisch opgesteld stuk wetgeving dat het administratief beheer van de geloofsgemeenschappen onnodig zal belasten.

Daarnaast geeft dit decreet geen mogelijkheid aan tot heroverweging van het besluit van het Vlaamse Gewest indien het negatief zou zijn.

Artikel 7 vertoont enkele zwakke punten die kunnen worden gecorrigeerd. Maar het belangrijkste punt van zorg is de titel, waarin staat dat aan ALLE criteria moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor erkenning en financiering. Ook hier zou een aanpassing kunnen voorkomen dat mogelijke toekomstige politiek gemotiveerde negatieve beslissingen worden genomen, door 100% vereiste te schrappen, bijvoorbeeld als volgt:

Art. 7. Een lokale geloofsgemeenschap kan worden erkend op basis van een globale evaluatie van het naleven van de volgende criteria.

Voor meer informatie en een interview in het Nederlands kunt u contact opnemen met een Vlaamse deskundige zoals Jelle Creemers, Instituut voor de Studie van de Vrijheid van Godsdienst of Levensovertuiging (ISFORB): (ISFORB): jelle.creemers@etf.edu